Belangrijkste belastingwijzigingen per 1 januari 2021

Belangrijkste belastingwijzigingen per 1 januari 2021

Bron Rijksoverheid 15-12-2020

De Eerste Kamer heeft op 15 december ingestemd met het pakket Belastingplan 2021. Dit betekent dat er vanaf volgend jaar een flink aantal belastingmaatregelen veranderen. Hierna treft u een overzicht aan van de belangrijkste wijzigingen, het volledige overzicht vindt u hier. Als u in een paar minuten wil weten wat de wijzigingen voor u betekenen, ga dan naar de ‘wat betekent dit voor mij’ tool van Wijzer in Geldzaken.

Overdrachtsbelasting

Het kabinet verbetert de toegang voor starters tot de woningmarkt. Vanaf 2021 betalen woningkopers jonger dan 35 jaar, die een huis kopen en daar zelf in gaan wonen, eenmalig geen overdrachtsbelasting. Dat scheelt hen 2% van de aankoopprijs. Vanaf 1 april 2021 geldt de aanvullende voorwaarde dat de woning niet duurder mag zijn dan € 400.000. Kopers van 35 jaar of ouder die in de woning gaan wonen betalen 2%. Andere kopers, zoals beleggers, gaan 8% betalen.

Sparen

Spaarders en kleine beleggers met een vermogen tot € 50.000 (of € 100.000 met fiscaal partner) betalen vanaf 2021 geen belasting meer over dat vermogen. Het tarief van de belasting gaat wel iets omhoog van 30% naar 31%. Het aantal kleine spaarders en beleggers dat box 3-belasting betaalt daalt hierdoor met bijna 1 miljoen mensen. En het betekent dat iedereen met spaargeld of belegd vermogen tot € 220.000 (of € 440.000 met fiscaal partner) daarover minder belasting gaat betalen.

Heffingskortingen

Door de verhoging van de arbeidskorting uit 2022 een jaar naar voren te halen, gaat werken komend jaar meer lonen. Zowel werknemers als zelfstandigen profiteren hiervan. Deze verhoging komt bovenop een al eerder geplande verhoging voor 2021. De algemene heffingskorting gaat € 126 omhoog. In 2021 daalt het basistarief in de inkomstenbelasting van 37,35% naar 37,10%. Tot slot wordt ook de ouderenkorting verhoogd.

In 2021 gaat de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) met € 66 omlaag naar € 2.815. Door een uitspraak van de Hoge Raad krijgt een ruimere groep co-ouders recht op de IACK. Om de IACK betaalbaar te houden, verlaagt het kabinet daarom eenmalig deze korting in 2021.

Belastingen voor het klimaat

Internationaal vliegen wordt in tegenstelling tot de auto, bus of trein nu niet belast, maar levert tegelijkertijd wel een bijdrage aan de (wereldwijde) uitstoot. Daarom wordt per 1 januari 2021 een vliegbelasting ingevoerd. Luchthavens zullen dan per passagier die vanaf een Nederlandse luchthaven vertrekt, de belasting aan de luchtvaartmaatschappij in rekening brengen. Het tarief van de vliegbelasting voor 2021 is nu na correctie voor inflatie definitief vastgesteld op € 7,845.

Ook de CO2-heffing voor de industrie gaat in. De heffing stimuleert bedrijven op verstandige wijze om te verduurzamen.

De overheid stimuleert milieuvriendelijker rijden. De CO2-grenzen en tarieven in de bpm voor personenauto’s worden per 1 januari 2021 aangescherpt passend bij de technologische ontwikkeling van personenauto’s.

Aanpak belastingontwijking

Belastingontwijking wordt volgend jaar verder aangepakt. Zo gaat de bronbelasting op rente en royalty’s in. Met deze bronbelasting van 25% worden betalingen naar landen die geen of te weinig belasting heffen door Nederland belast en wordt ook de doorstroom via ons land tegengegaan.

Intermediairs zoals belastingadviseurs, accountants en financiële instellingen zijn vanaf 1 januari 2021 verplicht om grensoverschrijdende constructies die gebruikt kunnen worden om belasting te ontwijken bij de Belastingdienst te melden. Dit zijn fiscale constructies waarbij inwoners van verschillende landen zijn betrokken en die mogelijk gebruikt kunnen worden om belasting te ontwijken.

Multinationals zullen eerlijker worden belast, met oog voor het vestigingsklimaat. Juist in economisch zware tijden is het belangrijk dat sommige bedrijven niet méér mogelijkheden hebben om hun belastingdruk te verlagen dan andere. Het verrekenen van verliezen bij bedrijven wordt daarom per 2021 beperkt.

MKB

Meer MKB-bedrijven gaan in de komende jaren het lagere vpb-tarief betalen. Vanaf 2021 geldt het lage tarief van 15% voor winsten tot € 245.000 in plaats van € 200.000.

De zelfstandigenaftrek wordt de komende jaren stapsgewijs afgebouwd. Per 1 januari 2021 wordt de zelfstandigenaftrek daarbij verlaagd van € 7.030 naar € 6.670. Hiermee wil het kabinet de fiscale verschillen tussen zelfstandigen en werknemers kleiner maken.

BIK

Het kabinet stimuleert bedrijven om investeringen te doen met een nieuwe investeringskorting, de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Deze tijdelijke regeling zorgt ervoor dat bedrijven ook in deze tijden blijven investeren in bijvoorbeeld nieuwe machines.

De regeling geldt voor investeringen in 2021 of 2022. Bij grote investeringen in een jaar is de korting tot € 5 miljoen 3,9%, daarboven 1,8%. Bedrijven kunnen de investeringskorting verrekenen met de af te dragen loonheffing. De mogelijkheid om als ‘fiscale eenheid’ gebruik te maken van de BIK, gaat pas later in. De Europese Commissie moet dit specifieke onderdeel nog goedkeuren. Als na deze goedkeuring de mogelijkheid om als ‘fiscale eenheid’ gebruik te maken van de BIK gaat gelden, is dit met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021. Als die  goedkeuring onverhoopt niet komt, zullen de percentages van de BIK met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 worden verhoogd. Bij grote investeringen in een jaar wordt de korting tot € 5 miljoen in dat geval 5%, daarboven 2,08%. 

Verhoging tabaksaccijns

Sigaretten, rooktabak en sigaren worden in 2021 duurder. Zo wordt een pakje van 20 sigaretten wordt per 1 januari 12 cent duurder. Een pakje shag van 50 gram wordt per 1 januari 30 cent duurder.  

Bron Rijksoverheid 15-12-2020

Share

Fout in box 3 percentages in aanslag 2019 en voorlopige aanslag 2020

Fout in box 3 percentages in aanslag 2019 en voorlopige aanslag 2020

Bron: Belastingdienst

Nieuwsbericht | 03-03-2020 | 16:54

Er is een fout ontdekt in de berekening van de percentages van het rendement van box 3 voor 2019 en 2020. Deze rekenfout, gemaakt op het ministerie van Financiën, werkt door in het aangifteprogramma 2019 en in de voorlopige aanslagen 2020 die al zijn verstuurd. Hierdoor lijkt het alsof mensen meer belasting moeten betalen over hun vermogen in box 3 dan zij straks daadwerkelijk hoeven. De Belastingdienst zal de gevolgen van de fout in regelgeving zo snel mogelijk herstellen.

Als je op 1 januari 2020 niet meer dan €30.846 aan spaargeld of beleggingen hebt, hoef je geen belasting in box 3 te betalen (in 2019: €30.360). Voor stellen geldt dat tot €61.692 (in 2019: €60.720). Voor de circa 2 miljoen belastingplichtigen die wel box 3 betalen maar een belast vermogen hebben tot bijna €73.000 gaat het om een bedrag van 1 of 2 euro verschil. Voor mensen met een belast vermogen tot bijna een miljoen euro gaat het gemiddeld om respectievelijk 4 en 18 euro verschil in 2019 en 2020. Voor grote vermogens boven de miljoen euro kan het bedrag oplopen tot een paar honderd euro verschil. In de definitieve aanslagen wordt dit hersteld.

Voor 2019 is het forfaitaire rendement op beleggen vastgesteld op 5,6% waar het 5,59% had moeten zijn. In 2020 is het forfaitaire rendement op beleggen op 5,33% vastgesteld waar het 5,28% had moet zijn. Het forfaitaire rendement op sparen is in 2019 goed vastgesteld, maar in 2020 op 0,06% waar het 0,07% had moeten zijn.

De Belastingdienst zal de aangifteprogramma’s voor de aangiftes die nu worden gedaan voor het jaar 2019 op korte termijn aanpassen. Tot die tijd zullen mensen die aangifte doen in eerste instantie helaas nog de onjuiste rendementspercentages zien. Bij de definitieve aanslag 2019 zullen natuurlijk de juiste percentages worden toegepast. Ook de definitieve aanslagen 2020 zullen op basis van de goede rendementspercentages worden opgelegd. Mensen zien dan het juiste bedrag van hun belastingteruggave of verschuldigde betaling.

Voor een beperkt aantal belastingplichtigen die in 2019 en 2020 al een voorlopige teruggaaf ontvangen, kan de teruggaafgrens van € 15 van toepassing zijn, waaronder doorgaans door de Belastingdienst niet wordt uitbetaald. Dit gaat waarschijnlijk om slechts een klein aantal gevallen, omdat inkomens, aftrekposten, vermogen etc. bij de definitieve aanslag vaak net iets anders blijken dan vooraf ingeschat. Op dit moment wordt onderzocht om hoeveel gevallen het ongeveer zou gaan en om welke bedragen.

Share